3 december 2024
3 december 2024
Gaan we in Overijssel inzetten op kernenergie? In het energiesysteem van de toekomst zou het een rol kunnen spelen, in een kleinschalige vorm. Maar zo’n keuze maak je niet zomaar. In dit artikel lees je welke stappen we zetten.
Om de wereldwijde temperatuurstijging tegen te gaan, wil Nederland zijn CO2-uitstoot terugbrengen tot nul in 2050. Hierbij is het belangrijk dat fossiele brandstoffen, zoals kolen en gas, worden vervangen door schone energiebronnen, zoals windenergie, zonne-energie en groen gas. Daarnaast gaan er steeds meer stemmen op om ook de mogelijkheden rondom de inzet van kernenergie te onderzoeken, hoewel deze energiebron veel discussie teweegbrengt tussen voor- en tegenstanders.
Begin 2024 nam Provinciale Staten een motie aan om te onderzoeken of kleinschalige kernenergie misschien ook een rol kan spelen in de energiemix van Overijssel. In deze longread bespreken we de afwegingen die Frans Coenen en Thomas Hoppe van de Universiteit Twente in hun onderzoek behandelen.
Om bij het begin te beginnen: kernenergie is de energie die vrijkomt bij het splitsen van atomen. De vrijgekomen energie wordt vervolgens omgezet in elektriciteit. Deze energiebron is niet nieuw; al in 1951 werd in de Verenigde Staten in een experimentele reactor voor het eerst elektriciteit opgewekt met kernenergie. En in 1954 werd in de Sovjet-Unie de eerste kerncentrale in dienst genomen. Ook Nederland heeft een geschiedenis op het gebied van kernenergie. In 1969 werd in het Gelderse Dodewaard de eerste kerncentrale voor elektriciteitsproductie geopend, maar deze is sinds 1997 niet meer in gebruik. De tweede kerncentrale die in 1973 in de Zeeuwse plaats Borssele in gebruik werd genomen, wekt nog steeds energie op voor dagelijks gebruik. Deze centrale levert ongeveer drie tot vier procent van de totale hoeveelheid elektriciteit die in Nederland wordt verbruikt. Dat staat gelijk aan de hoeveelheid elektriciteit die ruim 1 miljoen huishoudens verbruiken.
Ter vergelijking: In 2021 was kernenergie goed voor 13% van de Europese energiemix en verantwoordelijk voor 25% van alle geproduceerde elektriciteit in Europa. Wereldwijd wordt ongeveer 10% van de geproduceerde elektriciteit opgewekt uit kernenergie. Goed om te weten: naast het feit dat Nederland zelf elektriciteit opwekt uit kernenergie, importeert ons land ook met kernenergieopgewekte elektriciteit uit andere landen.
Dat is precies de vraag die Provinciale Staten graag beantwoord wil zien. Nederland, en dus ook de provincie Overijssel, heeft duidelijke klimaatdoelen als het gaat om de vermindering van de CO2-uitstoot: in 2030 moet deze uitstoot met 55 procent zijn verminderd en in 2050 moet de CO2-uitstoot tot nul zijn teruggebracht. Om dit doel te behalen, wordt hard gewerkt aan de realisatie van schone energiebronnen, zoals windenergie en zonne-energie. Er zijn verschillende redenen om ook naar kernenergie te kijken. De Staten stelden in een motie dat wind- en zonneparken onder meer ten koste van goede landbouwgrond in Overijssel gaan en dat kernenergie onderzocht moet worden. Er wordt daarnaast vanuit het Rijk op ingezet. En tot slot wordt op beleidsniveau in het provinciehuis altijd gekeken naar kansen. Vandaar de aandacht voor kernenergie en de behoefte om een verkennend onderzoek te verrichten dat meer inzicht moet bieden in de vraag of kleinschalige kernenergie tussen 2030 en 2050 bestuurlijk, politiek en qua maatschappelijke acceptatie en draagvlak kan worden ingezet als nieuwe energiebron in Overijssel. Technisch lijkt dit haalbaar, maar financieel is nog een vraag die beantwoord moet worden. Desondanks worden de plannen voor de inzet van kernenergie in andere Europese landen inmiddels concreter.
In de concept Energievisie 2050 van de provincie Overijssel wordt kernenergie genoemd als een mogelijke bron om een deel van onze elektriciteitsvraag lokaal op te wekken. De energievisie doet verder geen uitspraken over een bepaald aandeel, omdat veel aspecten rond SMR’s nog onduidelijk zijn. Er is eerst meer onderzoek nodig. Op basis daarvan kan het wel, of juist niet, concreter uitgewerkt worden.
Dat is een vraag die het best kan worden beantwoord door universitair hoofddocent Frans Coenen en hoogleraar Thomas Hoppe. Beide heren zijn als bestuurskundige werkzaam bij het Center for Goverance and Technology for Sustainability (CSTM) op de Universiteit Twente, waar zij zich bezighouden met de bestuurlijke vraagstukken rondom duurzaamheid en de energietransitie. In die rol zijn ze door Provinciale Staten gevraagd om vanuit hun onafhankelijke en wetenschappelijke positie een verkennend onderzoek te doen naar de mogelijkheden van kleinschalige kernenergie in Overijssel. Frans Coenen vertelt waarom hij en zijn collega Thomas Hoppe vol enthousiasme aan dit verkennende onderzoek meewerken. “We vinden het altijd interessant om onderzoek te doen naar de meer uitdagende thema’s. Kernenergie is zo’n thema, aangezien er grote meningsverschillen zijn over dit onderwerp (zie het rapport Splijtstof? van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur). Inmiddels is het een ‘rijdende trein’ waar we ook in Overijssel wat van moeten vinden. Het is onze taak om objectief onderzoek te doen naar de bestuurlijke en beleidsmatige aspecten rond mogelijkheden voor kleinschalige kernenergie in Overijssel.”
Thomas Hoppe en Frank Coenen
Overijssel is niet de eerste provincie die de mogelijkheden rondom kleinschalige kernenergie onderzoekt, zo weet Thomas Hoppe. “De provincie Limburg heeft bijvoorbeeld al een verkennende studie uitgevoerd, waaruit blijkt dat er inderdaad mogelijkheden voor kleinschalige reactoren, oftewel Small Modular Reactors in die provincie zijn. In Gelderland loopt eveneens een traject rondom kleinschalige kernenergie, de provincie Drenthe is geïnteresseerd, net als de provincie Noord-Holland en Zuid-Holland. En ook in Noord-Brabant is al een rapport uitgebracht over de mogelijke rol van kernenergie in de energiemix van deze provincie. Wat dat betreft is het niet nodig dat in Overijssel het wiel opnieuw wordt uitgevonden. Wel is het belangrijke dat uit ons onderzoek juist die aandachtspunten naar voren komen die speciaal voor onze provincie gelden.”
Small Modular Reactor
Frans Coenen: “Bij ons onderzoek richten we ons in het bijzonder op de volgende vier vragen die inzicht geven in het nut en de noodzaak van kernenergie in Overijssel:
Wij houden ons dus niet bezig met de vraag wat eventueel een geschikte plek voor een SMR is in Overijssel.”
Thomas Hoppe: “Een relatief grote kerncentrale zoals die in Borssele levert ongeveer 480 megawatt aan elektrisch vermogen. Dat betekent dat deze centrale jaarlijks genoeg elektriciteit opwekt voor ruim 1 miljoen huishoudens. Dat is natuurlijk een heleboel, maar het is best lastig om nieuwe geschikte locaties voor zo’n grote kerncentrale te vinden in een dichtbevolkt land als Nederland. Zo moet er bijvoorbeeld een grote waterpartij in de buurt zijn om voor het benodigde koelwater te zorgen. Daarnaast is het handig als er industriële bedrijven met een zeer grote energievraag bij de nieuwe centrale staan, zodat op het gebied van elektriciteit vraag en aanbod eenvoudig met elkaar kunnen worden gematcht. Een andere optie is een kleinere reactor die bijvoorbeeld zo’n 300 megawatt aan elektrisch vermogen opwekt. Zo’n Small Modular Reactor (SMR) wekt genoeg elektriciteit op voor meer dan een half miljoen huishoudens. En dan zijn er nog micro-reactors met een elektrisch vermogen van zo’n 20 megawatt, die per stuk voldoende elektriciteit opwekken voor ongeveer 40.000 huishoudens.”
“Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) ziet de kleinschalige kernreactors (SMR’s) met een elektrisch vermogen tussen de 20 en 470 megawatt als mogelijke energiebron van de toekomst. Uit diverse rapportages blijkt dat een SMR minder koelcapaciteit nodig heeft dan een reguliere kerncentrale generatie II zoals die in Borssele en dus minder afhankelijk is van de aanwezigheid van een grote mate van koelwatercapaciteit”, zo vervolgt Thomas Hoppe. “Daarom is er 65 miljoen euro vrijgemaakt voor een versnellingsprogramma, zodat op nationaal niveau de mogelijkheden rondom deze SMR’s kunnen worden onderzocht. Overijssel haakt daarbij aan. Zo is er in april van dit jaar een afvaardiging uit de provincies Overijssel en Gelderland op eigen initiatief en onder leiding van OostNL en Urenco op studiereis geweest naar mogelijke SMR-producenten zoals Rolls Royce, Westinghouse, Last Energy en Nuclear Industry Agency in Engeland om daar kennis op te doen en contacten te leggen.”
“Het antwoord op deze vraag hangt voor een groot deel af van ‘De programma-aanpak Small Modular Reactors’ van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat”, aldus Frans Coenen. “Op basis van een simulatie wordt de mogelijke potentie van SMR’s in kaart gebracht, door zicht te krijgen op de mogelijke toepassing en inpassing van SMR’s in het (regionale) energiesysteem en het transportnetwerk. SMR’s kunnen namelijk voor verschillende doelen worden ingezet, zoals de opwekking van elektriciteit voor specifieke industriële clusters in Nederland. Ook is het van belang om helderheid te creëren over noodzakelijke randvoorwaarden. Op basis van de resultaten uit deze simulatie, die waarschijnlijk eind 2024 van start gaat, kunnen wij Provinciale Staten op z’n vroegst rond de zomer van 2025 verder adviseren.”
“De Rijksoverheid stelt strenge eisen aan kernreactoren”, aldus Thomas Hoppe. “Naast technische eisen en veiligheidseisen stelt de overheid ook eisen die gelden op grond van Europese regelgeving. Zo moet een nieuwe kernreactor gebaseerd zijn op de meest recente stand van de techniek, zeker qua veiligheid. Wereldwijd zijn er weliswaar ruim 80 types SMR’s in ontwikkeling, maar dit zijn nog geen bewezen technieken. En dat maakt het lastig om als overheid te beslissen of en hoe je deze techniek in wilt gaan zetten en aan welke eisen en wensen een SMR moet voldoen. Hetzelfde geldt voor het bevoegd gezag op het gebied van SMR’s. Wie krijgt de verantwoordelijkheid om beslissingen te nemen als het gaat om vergunningen op het gebied van omgeving, ruimte, veiligheid en milieu? Is dat de overheid, de provincie of de betreffende gemeente? Die verantwoordelijkheid moet bij een SMR nog worden uitgezocht. Dit wordt onder meer met de Simulatie van de rijksoverheid onderzocht.”
Wereldwijd zijn er ruim 80 types SMR’s in ontwikkeling, maar dit zijn nog geen bewezen technieken
“Het antwoord op deze vraag hangt voor een deel samen met het antwoord op vraag 3”, zo vertelt Frans Coenen. “Uit eerdere rapportages is gebleken dat het tussen de zes en acht jaar kost om een nieuw vergunningstraject in beeld te brengen. Dit geldt alleen als de techniek rondom een SMR als bewezen kan worden beschouwd, zodat onderzoek naar veiligheid al beschikbaar is en daaruit vergunning-richtlijnen kunnen worden afgeleid. En vervolgens kost het nog drie à vijf jaar om een SMR daadwerkelijk te bouwen. Met andere woorden; mocht er worden besloten dat er inderdaad SMR’s in Overijssel komen, dan duurt het tenminste tot 2040 voordat deze in gebruik kunnen worden genomen.”
Mocht er worden besloten dat er SMR’s in Overijssel komen, dan duurt het tenminste tot 2040 voordat deze in gebruik kunnen worden genomen.
Of het überhaupt zover komt, hangt niet alleen af van de van de antwoorden op de vier bovengenoemde vragen, maar ook van het draagvlak onder de inwoners en stakeholders in Overijssel, zo benadrukt Thomas Hoppe. “De mening over de toepassing van kernenergie wordt sterk beïnvloed door incidenten. Denk bijvoorbeeld aan de kernramp van Tsjernobyl in 1986 of die van Fukushima in 2011. Na dergelijke incidenten zie je dat het draagvlak voor kernenergie afbrokkelt. Aan de andere kant zorgde de oorlog tussen Rusland en Oekraïne voor een sterke stijging van de gasprijzen, waardoor de overheid juist weer meer aandacht voor kernenergie kreeg om zo de afhankelijkheid van Russisch gas te verminderen. Een andere reden om naar kernenergie te kijken, is dat het een uitdaging is om voldoende duurzame energie te produceren, zonder dat daarbij een beroep wordt gedaan op landbouwgrond voor windmolens en zonnepanelen. Ook dat is een discussie die in de Provinciale Staten plaatsvindt. Bovendien kan de komst van SMR’s een bijdrage leveren aan de economie en de werkgelegenheid in de provincie Overijssel en in de toeleverende industrie (denk daarbij bijvoorbeeld aan Urenco). Op bestuurlijk vlak is het heel belangrijk om te weten of partijen de inzet van kernenergie wel of niet zien zitten. Vandaar dat we zo’n twintig organisaties gaan interviewen om zo hun standpunt in kaart te brengen.”
“Al deze organisaties zijn op de een of andere manier betrokken bij het ecosysteem rondom kernenergie”, zo vertelt Frans Coenen. “Denk bijvoorbeeld aan netbeheerder Enexis, uranium-verrijker Urenco, onderwijsinstellingen zoals Saxion, en collega’s van Universiteit Twente, lokale overheden die interesse hebben getoond, RES-gebieden die bij het maken van plannen kernenergie bediscussiëren of KERMIT (KERnenergie Made In Twente), een burgerorganisatie die kernenergie op de kaart wil krijgen in Twente. Daarnaast spreken we ook met milieufederaties die met het oog op veiligheid en duurzaamheid juist tegen kernenergie zijn, zodat we de verschillende standpunten helder in beeld krijgen en deze kunnen delen met Provinciale Staten. Bestuurders hebben namelijk het meest aan een onderzoek waar hoor en wederhoor is toegepast, zeker in het geval van een beladen thema zoals kernenergie.”
Bestuurders hebben het meest aan een onderzoek waar hoor en wederhoor is toegepast, zeker in het geval van een beladen thema zoals kernenergie.
Naast het nut en de noodzaak, spelen bij de besluitvorming rondom een SMR ook de kosten een belangrijke rol. Thomas Hoppe: “Een SMR met een elektrisch vermogen van 300 megawatt kost tussen de 1,5 en 3 miljard euro, maar bij de bouw van reguliere kerncentrales kwam de begroting regelmatig dubbel zo hoog uit. Vooralsnog wordt aangenomen dat dit bij SMR’s niet het geval zal zijn, aangezien ze modulair en seriematig worden gebouwd. Of dit inderdaad zo is, moet nog bewezen worden. Ten slotte kost het veel geld om een reactor aan het eind van de rit te ontmantelen. Feit blijft dat de investeringskosten voor een SMR gigantisch zijn en dat kernenergie vooralsnog nergens ter wereld winstgevend is gebleken.”
Frans Coenen: “De overheid en de provincies bouwen zelf geen kernreactoren, maar ze hebben wel een faciliterende rol. Dat betekent dat er een particuliere partij moet opstaan die in een SMR wil investeren en die langjarige contracten met afnemers moet kunnen afsluiten. Zoals vermeld, kost zo’n SMR honderden miljoenen zo niet miljarden en er zitten grote risico’s aan een dergelijke investering. Daarom zal de overheid financiële zekerheid moeten bieden door diverse zaken te waarborgen. Bijvoorbeeld een garantstelling tegen de risico’s en een productsubsidie. Komen die tegemoetkomingen er niet, dan zal een partij nooit durven te investeren in een SMR.”
Zoals gezegd gaan Frans Coenen en Thomas Hoppe eerst het verkennend onderzoek uitvoeren, waarbij bovenstaande zaken aan bod komen. “Wij behandelen de vier besproken hoofdvragen, waarvan we de uitkomsten als het ware per onderdeel vertalen”, aldus Thomas Hoppe. “Hierbij zullen we een flinke bandbreedte aanhouden, aangezien bijvoorbeeld de simulatie op landelijk niveau nog van start moet gaan. Bovendien heet het niet voor niets een verkennend onderzoek, want het vraagstuk rondom kernenergie in Overijssel kun je niet ‘1-2-3’ beantwoorden. Maar mede op basis van ons onderzoek krijgen de beleidsmakers meer inzicht en input voor eventuele vervolgstappen op het gebied van kleinschalige kernenergie als nieuwe energiebron in Overijssel.”
Het is de bedoeling dat er rond kerst 2024 een (intern)conceptrapport klaarligt en dat Thomas en Frans de eerste uitkomsten in januari 2025 presenteren aan de Statenleden. Vervolgens zullen we de resultaten van het onderzoek op deze website presenteren.