8 december 2023
8 december 2023
Groen gas is een onmisbare schakel in de energietransitie. Want álles elektrificeren, dat gaat niet. In Overijssel hebben we echter goud in handen. Mest. Als we de helft van alle mest in Overijssel in de toekomst door een vergister halen, kunnen we 20% van de huizen in onze provincie ermee verwarmen. Een enorme opgave en kans tegelijk.
In dit transitieverhaal zetten we uiteen welke rol groen gas speelt in de toekomstige energievraag, welke opgave er ligt om de beschikbaarheid van groen gas te vergroten én: de kansen voor duurzame landbouw.
Met bijdragen van Frans Feil (Samenwerkingsverband voor Biogrondstoffen en duurzame Energie Oost-Nederland), René Cornelissen (CCS Energieadvies) en Astrid Pap-Schwieger (beleidsadviseur provincie Overijssel).
Aan de uitstoot van broeikasgassen moet in 2050 een eind zijn gekomen. Dat is keihard nodig om de opwarming van de aarde zoveel mogelijk te beperken. Om te voorkomen dat het lijkt alsof 2050 ver weg is, hebben we doelen voor 2030 geformuleerd. Dan moet minimaal 55% uitstoot zijn gereduceerd. CO2-uitstoot vindt grotendeels plaats door het gebruik van fossiele brandstoffen voor onze energievoorziening. Met andere woorden, we hebben duurzame, nieuwe energie nodig.
Iedere regio in Nederland werkt aan een regionale energiestrategie. In Overijssel zijn dat de regio’s West-Overijssel en Twente. Gemeentes hebben met elkaar afgestemd hoe zij duurzame elektriciteit gaan opwekken. Per 2030 moet in Overijssel 3,3TWh worden opgewekt, met een verhouding van 60% door windenergie en 40% door zonne-energie. Dat betekent bijvoorbeeld dat tussen nu en 2030, 90 windmolens bijgeplaatst moeten worden. Een grote uitdaging.
uitstoot reduceren voor 2030
Maar er is meer nodig dan zon en wind alleen. De energiedragers die een rol spelen bij het bereiken van deze doelstellingen zijn naast elektriciteit uit wind en zon ook duurzame warmtebronnen zoals restwarmte van bedrijven, geothermie, aquathermie en biomassa ¹.
In de Routekaart ² groen gas beschrijft de Rijksoverheid dat ‘gasvormige energiedragers in een volledig duurzaam energiesysteem in 2050 zullen voorzien in minimaal 30% van het finale energiegebruik’. “Om deze functies in 2050 CO2-vrij in te kunnen vullen, zijn aanzienlijke volumes betaalbaar CO2-vrij gas noodzakelijk”.
Gasvormige energiedragers kunnen makkelijker hoge temperaturen leveren. Zij spelen dus een belangrijke rol in de warmtevraag. Van huizen die moeilijk te isoleren zijn bijvoorbeeld. En industrieën die voor hun processen afhankelijk zijn van zeer hoge temperaturen.
Denk aan asfaltfabrieken of broodbakkerijen. Als het boven de 150 graden Celsius komt, is dat moeilijk te elektrificeren. Groen gas kan daar uitkomst bieden.
Er zijn twee belangrijke redenen om naast het elektrificeren van de energievraag, ook een alternatief voor het elektriciteitsnet te hebben. Alles wat op een duurzame manier via een gasleiding kan, hoeft niet over het zwaar belaste elektriciteitsnet. Daarnaast zijn deze gasvormige energiedragers flexibel in te zetten. Zij kunnen inspringen op het moment dat er via zon en wind minder aanbod van elektriciteit is, of vanwege een hoge vraag (bij koud weer bijvoorbeeld) bijschakelen.
De Nederlandse overheid wil 2 miljard kuub gas gaan produceren in 2030. Dat is omgerekend 100 miljoen kuub groen gas in 2030 in Overijssel. Met hoeveelheid van 100 miljoen m3 groen gas kan 20% van het aardgasgebruik van alle huishoudens in Overijssel worden vervangen.
Mest zal als energiebron een belangrijke rol daarbij spelen. Als we 50% van de beschikbare mest gaan vergisten, komt dat overeen met de doelstelling voor groen gas. In Overijssel wordt op ongeveer 5500 boerenbedrijven mest geproduceerd. Plusminus 2500 melkveehouders en 2000 bedrijven met varkens, kippen of kalveren.
Naast biogas wordt ook restwarmte ingezet om woningen en gebouwen te verwarmen. De ambitie voor restwarmte is dezelfde: om een vijfde van het woningaanbod in (100.000 woningen) Overijssel te kunnen verwarmen met restwarmte. Die restwarmte komt grotendeels van de afvalverwerker Twence ³. Tel de groengasambitie daarbij op, en je krijgt een beeld bij de rol van alternatieve warmte in de duurzame energiemix van de toekomst.
40% van het aardgasverbruik van huishoudens kan op deze manier per 2030 zijn vervangen door biogas en restwarmte. Let op: dit geeft alleen een idee, om een volledig beeld te schetsen zouden we energievraag van de industrie en transportsector ook mee moeten nemen.
groen gas in 2030 in Overijssel
Door de energie die is opgeslagen in organisch materiaal. Via vergassing van houtige reststromen bijvoorbeeld. Maar voor ongeveer 80-90%⁴ via vergisting van natte biomassa, zoals GFT-afval, agrarische reststromen, reststromen uit de voedsel- en genotsmiddelenindustrie, dierlijke mest en zuiveringsslib.
Er zijn drie manieren om van die stromen daadwerkelijk gas te maken.
⁴ Kamerbrief Programma Groen gas
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2022/12/02/programma-groen-gas
Het laaghangende fruit is groen gas uit mestvergisting, op boerderijschaal. Denk aan de melkveehouder. Dankzij beproefde technologie en met beschikbare biomassa, namelijk mest. De techniek van vergisting wordt al langer commercieel toegepast, in tegenstelling tot bijvoorbeeld thermische vergassing. Dat maakt dat al voor 2030 resultaten binnen bereik liggen.
Er zijn zorgen of er in Nederland in z’n geheel wel genoeg aanbod is van natte biomassa. ^“Maar als je het hebt over potentie voor biogrondstoffen in Overijssel, dan heb je het over mest, want dat is beschikbaar”^, zegt Frans Feil. Hij is coördinator bij BEON, een samenwerkingsverband in Oost-Nederland van bedrijven, netwerkbeheerders en kennisinstellingen op het gebied van biogrondstoffen en duurzame energie. BEON wil vooral vaart maken met mestvergisting. “Momenteel wordt maar 4% van de mest in Overijssel vergist. Om de gestelde doelen te halen, moeten we naar 50% van alle mest. Dat is ambitieus, maar het kan.”
Als je het hebt over potentie voor bio-brandstoffen in Overijssel, dan heb je het over mest, want dat is beschikbaar
René Cornelissen is adviseur bij CCS Energieadvies en de nieuwe voorzitter bij BEON. Ook hij rekent eenvoudig de potentie voor. ^“Een gemiddelde boer kan 100.000 kuub groen gas leveren. Als je de ambitie terugrekend naar Overijssel, heb je zo’n 1000 boeren nodig.”^
René Cornelissen was betrokken bij de ontwikkeling van de biogashub in Oxe. In 2018 zijn vijf melkveehouders daar begonnen met het project Oxe Geeft Gas ⁵. Op de boerenerven geproduceerd biogas wordt ingezet als directe vervanging van aardgas bij twee bedrijven in Deventer. Op dit moment zijn er 15 a 20 vergisters op boerderijschaal in Overijssel in werking, denkt hij.
Een boer kan 100.000 kuub groen gas leveren.
⁵ Oxe Geeft Gas
https://oxegeeftgas.nl/Een laatste groot voordeel: het vergisten van mest is goed voor boer, natuur én klimaat.
Mestvergisting levert biogas op. Dit bestaat uit methaan (biogas) en CO2. Het methaan kan, nadat het is opgewerkt tot aardgaskwaliteit, het gasnet op. De CO2 kan worden afgevangen en worden toepast in industrieën die het nodig hebben, zoals de glastuinbouw.
“Maar er is ook potentie om naast het vergisten nog veel meer met de mest te doen, zoals de stikstof eruit halen. Het idee is om mest-op-maat te maken, waarmee een boer gerichter zijn land kan bemesten, met minder emissies en uitspoeling van meststoffen in het water tot gevolg”, zegt Frans Feil. De boer kan zelf een soort kunstmest maken. Hoeft daardoor minder van het dure goed in te kopen en kan een groter deel van zijn mest gerichter inzetten voor de groei van zijn gewassen.
Doordat mest dagvers een vergister in gaat in plaats van lang in een mestkelder ligt te wachten, kan volgens een onderzoeker van de Wageningen Universiteit de methaanemissie met 90% worden teruggebracht ⁶. Mest dat ligt te wachten in een mestopslag is een belangrijke oorzaak van methaanemissie, een heftig broeikasgas.
René Cornelissen daarover: “De truc is om met dagverse, beter nog uurverse, mest te werken. Er zijn verschillende onderzoeken met verschillende resultaten, maar het is veilig om te zeggen dat je de stikstofemissie kan halveren en methaanemissie met 85% terug kan brengen.”
Daarmee is de cirkel voor mestvergisting rond.
Frans Feil ziet drie schalen waarop mestvergisting kan worden toegepast.
De grotere installaties zoals bij Twence in Zenderen. Die zijn vooral voor bedoeld voor mest dat sowieso al op transport moet, vanuit de intensieve veehouderij. “Met deze regionale installaties heb je een omvang die je de ruimte geeft om mest volledig te scheiden in afzonderlijke componenten, nutriënten goed terug te winnen en mooie meststoffen te maken die voldoen aan nauwgezette specificaties. Dan produceer je dus niet alleen groen gas, maar ook biogrondstoffen die je optimaal kunt inzetten. Zo gebruikt Twence ook een belangrijke mestcomponent voor de stikstofreductie voor de rookgasreiniging in Hengelo.”
Naast grote installaties zijn er kleinere installaties die de mest van een aantal boerderijen samen vergisten, zogeheten buurtvergisters. Deze hebben voldoende schaalgrootte om mest goed op te werken en groen gas te produceren.
Tenslotte nog kleine boerderijvergisters. Deze kunnen samen een hub vormen. Bij een biogashub vergisten boeren op hun eigen erf de mest en wordt het biogas naar één punt gevoerd waar het wordt opgewerkt tot groen gas.
“Het voordeel van buurtvergisters en biogashubs is dat ze goed in te passen zijn in het landschap.” Juist dat landschappelijke element is belangrijk, zegt Feil. “Daarmee kom je tegemoet aan een belangrijke zorg over de kwaliteit van het landschap en het leefmilieu, bijvoorbeeld door geur en transport.”
René Cornelissen rekent voor dat het voor de grotere boeren nu al een businesscase is. “Uitgaande van een boerderij met 450 koeien, ga ik uit van een rendement van 20%.”
Maar een boer met 450 koeien is geen gemiddelde boer, weet ook Cornelissen. “Voor de gemiddelde boer is het interessant om dit collectief op te pakken. Door een biogashub te realiseren kunnen verschillende boeren samen investeren in een opwaardeerinstallatie voor groen gas. Of zij leveren hun biowarmte direct aan een grote afnemer.”
Frans Feil ziet ook meer opties: “Niet iedere boer heeft de mogelijkheid zelf zo’n investering te doen, of heeft andere investeringsprioriteiten. Dan kan een agrariër de investering ook overlaten aan iemand anders. In ons netwerk zitten bedrijven die zo’n investering heel graag doen.”
Daarnaast kan subsidie het gat tijdelijk dichten. De SDE++ subsidie moet daarbij gaan helpen voor de exploitatie en de Provincie.
Niet iedere boer heeft de mogelijkheid zelf zo’n investering te doen
Veel seinen staan op groen, maar om echt vaart te kunnen maken zijn er nog wel hordes te nemen.
Op dit moment draaien al veel vergistingsinstallaties met een positief rendement. Maar op kleine schaal is het lastig de business case rond te krijgen. Vooral bij biogashubs waarbij extra kosten van de leiding erbij komen. De provincie zet zich er samen met partners voor in om de SDE++ te verbeteren, vooral voor kleine installaties waarbij boeren samenwerken. In september 2023 stuurde Overijssel nog een brandbrief naar Den Haag ⁷.
Astrid Pap-Schwieger richt bij zich het programma Nieuwe Energie Overijssel op het verbeteren van de voorwaarden voor groengasproductie. “We hebben zo’n 100 initiatieven in Overijssel die graag groen gas willen produceren en in ontwikkeling zijn. Als we het voor elkaar krijgen om een passende subsidiecategorie voor kleinere bedrijven toe te voegen, dan kunnen deze initiatieven door. In het gesprek met Den Haag zetten we ons ervoor in bedrijfsplannen rendabel te krijgen.”
⁷ Brandbrief Tweede Kamer
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/kamervragen/detail?id=2023Z15426&did=2023D37526Pap-Schwieger voorziet dat het verdienmodel voor vergisting sterk zal verbeteren: “Vanaf 2026 komt er een bijmengverplichting voor groen gas. Dat betekent een grote vraag naar groen gas ook in Overijssel.”
Voor de fijnproevers: eerst was de bijmengverplichting ingezet op 20%. Dat is aangepast, het wordt nu uitgedrukt in CO2-reductie en start met 0,8 Mton CO2-ketenemissiereductie in 2026 en loopt op naar 3,8 Mton reductie in 2030. Dat komt neer op een bijmengverplichting van circa 1,1 miljard kuub (bcm) in 2030. In Overijssel willen we 100 miljoen kuub groen gras produceren in 2030.
Met andere woorden, gasaanbieders moeten op zoek naar groen gas, er ontstaat krapte op de markt en dat zal de business case voor mestvergisting verbeteren. Daarom is het ook zo belangrijk dat de SDE++ voor de komende jaren een passend stimuleringsinstrument blijft. Met de bijmengverplichting in het verschiet, zal de markt zijn werk doen.”
bemengverplichting groen gas in 2030
Als de bijmengverplichting van kracht wordt in 2026, betekent dat een enorme stijging van de vraag naar groen gas. Mestvergisting kan in theorie het grootste deel van die vraag invullen.
Feil: “Als je 50% van de mest nodig hebt, heb je dus ook heel veel installaties nodig. We lopen vaak tegen ruimtelijke inpassing aan. In de bestemmingsplannen buitengebied is vaak niet voorzien in voldoende mogelijkheden om mest te vergisten op boerderijen, vooral als een boer ook mest van andere boeren in de buurt wil vergisten.”
De inpassing van mestvergisters op boerenerven wordt vaak belemmerd door specifieke lokale voorschriften in omgevingsvergunningen, zoals ‘alleen voor eigen gebruik’, ‘alleen eigen mest’, kleur, inpassingsvereisten, hoogte, etc.
“Dat verschilt wel erg per gemeente. Gemeentes met een gedreven wethouder of ambtenaar weten vaak wel een manier te vinden en maatwerk te creëren. Maar ook dan ben je al snel een jaar verder. De doorlooptijd verkorten van idee tot installatie, daar moet de prioriteit liggen.”
“Laten we de ambitie die we hebben met groen gas omzetten in ruimtelijke ordening. Het zou mooi zijn als gemeentes daar ook via de Regionale Energiestrategie (RES) werk van maken. En dat mestvergisting op boerderijen wordt gestimuleerd in de omgevingsplannen, de landbouwplannen en het Provinciaal Programma Landelijk Gebied (PPLG).
Mestvergisting en opwaarderen van de mest heeft grote voordelen voor het milieu. De methaan- en stikstofreducties worden echter nog amper financieel gewaardeerd. De provincie stelt voor kleine monomestvergisters op boerderijen subsidie ter beschikking voor een drietal technische maatregelen, waaronder een stikstofstripper, maar er is meer nodig om digestaat-verwerking goed rendabel te maken.
Cornelissen verwacht dat die aanpassing van de mestwetgeving er wel aan komt, maar tegelijkertijd ziet hij dat het al jaren duurt. “Het verhaal op zich is sterk. Nu moet een boer kunstmest inkopen en heeft hij mestoverschot wat hij moet afvoeren. Het toepassen van mest is per hectare namelijk gemaximeerd. Daarom koopt hij stikstof aan in de vorm van kunstmest, om toch extra te kunnen bemesten. En voert zijn mest af. Hij zou zelfvoorzienend kunnen worden met een stikstofstripper. Het probleem is dat regelgeving er niet in voorziet dit dan ook als kunstmest aan te merken. De boer schiet er qua mestruimte in huidige situatie dus niets mee op, terwijl er wel veel milieuwinst wordt behaald.”
“De regelgeving hiervoor is nog niet zo ver. ^Men vindt in Europa dat Nederland heel veel mest produceert.^ Onze prestaties zijn om allerlei redenen minder geworden de afgelopen jaren. Dan doen dit soort voorstellen het niet goed. Maar het is wel iets wat een boer heel erg kan helpen. Mestafzetkosten reduceren, gerichter bemesten met minder emissie, etc. Deze beweging past heel goed bij duurzame landbouw en kringlooplandbouw.”
Europese Commissie heeft in het werkplan voor 2024 ⁸ opgenomen om te kijken naar deze zogenaamde Renure-meststoffen. Er wordt vermeld dat er gekeken gaat worden naar de Nitraatrichtlijn en de toelating en toepasbaarheid van verwerkte mest binnen deze richtlijn.
Men vindt in Europa dat Nederland heel veel mest gebruikt.
Pap-Schwieger: “We blijven ons ervoor inspannen dat op landelijk niveau goede besluiten worden genomen. De aanpassing van de SDE++ is de belangrijkste. We hebben gepleit voor een aparte categorie voor kleinschalige mestvergisting, en dat de kosten voor de biogasnetten ook meegenomen worden. Want in Overijssel zijn veel hub initiatieven. De minister neemt begin 2024 een besluit over de SDE++ 2024. We verwachten dat de SDE-rond in 2024 een passende stimuleringsregeling is, ook voor kleine boeren. Ik heb daar goede hoop op.”
Dat zou betekenen dat in ieder geval de 100 initiatieven die in de pijplijn zitten, verder kunnen.
“Daarnaast werken de provincies gezamenlijk aan een handreiking voor ruimtelijke inpassing en vergunningverlening voor mestvergisters. Die kan als basis dienen voor de aanpassing van de omgevingsplannen bij gemeenten. Dat maakt een vergunning voor kleine mestvergisters veel eenvoudiger.”
Of we het ‘laaghangende fruit’ – groen gas uit mestvergisting – echt gaan plukken; daarvoor is een inspanning nodig van veel partijen. ^De samenwerking tussen initiatiefnemers, provincie, gemeenten en netwerkbedrijven is belangrijk.^ Ook de aandacht voor vermindering van stikstofuitstoot is belangrijk. Daarmee kan het imago worden verbeterd. Niet in de laatste plaats is het imago ook belangrijk onder boeren zelf. De doelstellingen vragen een massale overstap naar mestvergisters en een niet te onderschatten aanpassing in de bedrijfsvoering. Het is wel een aanpassing die het toekomstperspectief versterkt.
De samenwerking tussen initiatiefnemers, provincie, gemeenten en netwerkbedrijven is belangrijk