Home Kennisplein Werken aan meervoudige maatschappelijke opgaven op het Overijsselse platteland loopt, maar kan nog beter

10 juni 2022

Werken aan meervoudige maatschappelijke opgaven op het Overijsselse platteland loopt, maar kan nog beter

Wat zijn de mogelijkheden om de energietransitie te combineren met andere maatschappelijke opgaven? Deze vraag staat centraal in het onderzoeksproject RETSI. In het project werken onderzoekers van de Universiteit Twente samen met Overijsselse partners. Deze bijdrage gaat over het deelonderzoek waarin is gekeken naar het combineren van de energietransitie met het verduurzamen van landbouw en natuurherstel. Hoewel op het Overijsselse platteland volop aan dit soort meervoudige opgaven wordt gewerkt, is er nog volop ruimte voor verbetering.

Door een speciale bril kijken naar samenwerking en besluitvorming

Een belangrijk uitgangspunt van het RETSI project is dat een integrale benadering kan helpen om de energietransitie te versnellen. Om dit potentieel te benutten hebben we gekeken hoe partijen gezamenlijk aan maatschappelijke opgaven kunnen werken, hoe ze tot hun bevindingen komen en hoe ze daarover besluiten nemen. Om dit te begrijpen hebben we gebruik gemaakt van een raamwerk dat is ontwikkeld door Nobelprijswinnaar Elinor Ostrom. Hierdoor geïnspireerd hebben we in RETSI onderzoek gedaan naar de context waarin partijen samenwerken en naar zeven soorten formele en informele regels die structuur geven aan een samenwerking. Bij context gaat het om fysieke mogelijkheden, maar ook om cultuur van samenwerken en beleid, wet- en regelgeving. De zeven regels hebben betrekking op wie er wel of niet betrokken wordt en in welke positie, wat een acceptabele manier is van samenwerken en tot welke uitkomsten dit leidt en hoe informatie wordt gedeeld, besluiten worden genomen en kosten en baten verdeeld worden. We hebben deze speciale bril gebruikt om lokale processen te onderzoeken waarin partijen samenwerken aan maatschappelijke opgaven.

Meervoudige opgaven op het Overijsselse platteland

Landbouw en natuur zijn in Overijssel belangrijke functies met grote uitdagingen. Voor de landbouw is één van de belangrijkste uitdagingen het verlagen van stikstof, methaan en CO2-emissies in de grondgebonden veehouderij. In natuurgebieden vormt het herstellen van de natuurlijke kwaliteit, vooral van gebieden met een Natura 2000 status, een grote uitdaging. Herstel heeft immers vaak gevolgen voor het gebruik van aanpalende gebieden. Voor beide uitdagingen geldt dat oplossingen ook zouden kunnen bijdragen aan de energietransitie. In de veehouderij bestaat dit potentieel uit de combinatie van biogasproductie en stikstofemissiereductie. Voor natuurgebieden bestaat het potentieel uit het herstel van natuurlijke kwaliteit in combinatie met alternatieve verdienmodellen waarbij gewassen kunnen worden gebruikt als duurzame energiebron. In ons onderzoek hebben we voor twee locaties in Overijssel gekeken wat het potentieel is van integrale oplossingen, in hoeverre deze wel of niet tot stand komen en welke factoren hieraan bijdragen. We hebben hiervoor berekeningen gedaan en interviews uitgevoerd bij partijen die kunnen bijdragen aan het realiseren van deze oplossingen.

Biogasproductie en stikstofemissiereductie

Overijssel kent veel veeteelt en een hoge stikstofuitstoot. In hoeverre mestvergisting een bijdrage kan leveren aan het verminderen van deze uitstoot én aan de opwekking van duurzame energie is onderzocht door master student Niek Reijers. Hij werkte voor zijn onderzoek samen met Mineral Valley Twente en vier melkveebedrijven in Overijssel. Zijn onderzoek laat zien dat mestvergisting op boerderijschaal de stikstofuitstoot met de juiste technieken tot wel 44% kan verminderen (zie praktijksamenvatting). Het vergisten van mest kan een substantiële bijdrage leveren aan de vermindering van stikstof en CO2-emissies. In een veeteeltrijke gemeente kan mestvergisting bovendien zo’n 11 miljoen m3 biogas (11.488.354 m3) produceren. Uit deze cijfers blijkt dat energie uit mest biogas oplevert als alternatief voor aardgas en dat dit de stikstofuitstoot kan verminderen. Waarom gebeurt het dan niet op veel meer plekken in Overijssel en wat zien we als we door de Ostrom-bril kijken om deze vraag te beantwoorden? Als we kijken naar het proces waarin aan biogasproductie wordt gewerkt, dan vallen een aantal zaken op. Biogas- en stikstofreductie blijken twee nog vrijwel gescheiden werelden. In de realisatie van biogasprojecten speelt het effect op stikstofreductie nog geen enkele rol. Hetzelfde geldt voor het stikstofbeleid waarin het emissie-reducerend potentieel van biogasproductie wordt genegeerd. Uit ons onderzoek blijkt dat gemeenten en netbedrijven nu nog vooral spreken over de realisatie van individuele biogasprojecten. Ze hebben het dan over de financiële haalbaarheid van het project, de techniek van transport, en het opwaarderen en de consumptie van het biogas. Ook blijken gemeenten tegenstrijdige verantwoordelijkheden te hebben. Dit werkt vertragend en soms ook belemmerend. Biogas wordt door gemeenten gezien als een belangrijke alternatieve energiebron voor de warmtetransitie op het platteland. Vanuit omgevingsbeleid worden mestvergisting en biogasproductie vooral als hinder gezien. Beide verantwoordelijkheden zijn gebaseerd op sectoraal beleid en kan geïntegreerd denken en handelen in de weg staan.

 

De strikte scheiding tussen gereguleerde en commerciële activiteiten in de gas- en elektriciteitsmarkt vormt een andere uitdaging. Omdat deze scheiding voor biogas niet altijd duidelijk te maken is, kan de positie van het netbedrijf in het lokale proces worden belemmerd. Ook zagen we uitdagingen die te maken hebben met de criteria die partijen hanteren om het verloop en de uitkomsten van het proces te beoordelen. Open communicatie tussen alle betrokkenen en de buitenwereld zijn belangrijk voor het procesverloop en goede uitkomsten. Beide zijn soms lastig te realiseren. Wat ook opviel is dat twee belangrijke posities niet ingevuld worden in het proces: die van de biogasconsument en die van de milieubeweging. Beide posities kunnen bijdragen aan het versterken

Natuurherstel en agrarische alternatieven voor voedselproductie

Natuurherstel vraagt vaak om een andere invulling van landbouw. In dit deelonderzoek hebben we doorgerekend welke gewassen een alternatief kunnen bieden voor voedselproductie rondom natte Natura 2000 gebieden. Voor één locatie hebben we naar twee alternatieve gewassen gekeken die gedijen in natte gebieden: lisdodde en riet. In ons onderzoek zijn we ervan uitgegaan dat lisdodde en riet verwerkt kunnen worden tot duurzame energiebron voor de warmtetransitie op het platteland. Uit onze globale berekeningen blijkt dat één hectare riet energie oplevert om 8.249 m3 aardgas te vervangen waarbij 14,8 ton CO2uitstoot kan worden vermeden. In het geval van lisdodde levert een hectare een vervanging van 4.011 m3 aardgas en kan 7,2 ton CO2-uitstoot worden vermeden.

 

Naast deze berekeningen hebben we ook gesproken met partijen die betrokken waren bij de problemen die spelen rondom deze casus. Een opvallend resultaat is dat de energietransitie geen enkele rol bleek te spelen. Wat wel een grote rol speelde was het (inter)nationale Natura 2000 beleid. Bij de lokale gemeenschap leidde dit beleid vooral tot massief verzet. De maatschappelijke waarde van natuurherstel botst frontaal op de private waarden en belangen van de lokale gemeenschap. Tegelijkertijd zijn er zonder actieve betrokkenheid van de lokale gemeenschap nauwelijks werkbare oplossingen mogelijk. Ons onderzoek laat
zien dat een open en heel goed geleid besluitvormingsproces in combinatie met ieders bereidheid te willen streven naar compromissen tussen publieke en private waarden en belangen, uiteindelijk heeft geleid tot voor iedereen werkbare oplossingen.

 

In dit deelonderzoek hebben we twee manieren onderzocht om de energietransitie te combineren met uitdagingen die spelen op het platteland. Het mitigeren van deze uitdagingen wordt steeds meer gedecentraliseerd met meer nadruk op gebiedsgerichte aanpakken. Dit biedt nieuwe kansen voor integrale benaderingen en oplossingen. De implementatie van zo’n benadering is niet eenvoudig omdat het huidige sectorale overheidsbeleid in combinatie met sectoraal denken en handelen een meer integrale benadering van maatschappelijke uitdagingen op het platteland belemmert. Tegelijkertijd zien we dat integrale oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen op het platteland kansen bieden voor en vragen om actieve participatie van de lokale gemeenschap.

 

Voor gedetailleerde informatie over dit deelonderzoek van het RETSI project kunt u contact opnemen met dr. Maarten Arentsen m.j.arentsen@utwente.nl