16 december 2020
Onderzoek Inclusieve energietransitie
Inventarisatie betrekken bewoners bij planvorming
In opdracht van Nieuwe Energie Overijssel doen de lectoraten Sociale Innovatie en Energietransitie van Hogeschool Windesheim onderzoek naar wat bewoners beweegt als het gaat om de energietransitie. Onderdeel hiervan is een verkenning hoe gemeenten invulling geven aan bewonersparticipatie, met een speciale focus op de warmtetransitie.
In het kader hiervan zijn er gedurende oktober en november gesprekken geweest met procesmanagers en beleidsmedewerkers van de gemeenten Enschede, Zwolle, Deventer, Zwartewaterland en Tubbergen/Dinkelland. Wat doen de gemeenten al om bewoners te betrekken in het vormgeven en uitvoeren van de plannen? En wat zijn de succesfactoren en obstakels voor participatie?
Door deze interviews te combineren met de opbrengsten uit een gezamenlijke sessie met alle betrokkenen, kan er een eerste indruk opgemaakt worden welke thema’s aandacht verdienen als je bewoners wilt betrekken bij de transitie van aardgas naar duurzaam.
Participatie; stand van zaken
Over het algemeen is er consensus over het nut en de noodzaak van participatie. Het argument wat hierin het meest genoemd wordt is dat de warmtetransitie ‘bij mensen achter de voordeur komt’. Waarbij de energietransitie tot nu toe vooral plaatsvond in de publieke ruimte (windmolenparken op zee of zonnepanelen ergens in een veld), raakt de warmtetransitie dichterbij: het gaat over het verwarmen van je eigen huis en het bereiden van je eten.
Dit bewustzijn wordt dan ook weerspiegeld in de aandacht die de gemeenten besteden aan participatiemogelijkheden tijdens het uitschrijven van de transitievisies en wijkuitvoeringsplannen. Alle vijf de gemeenten bevinden zich in de opstartfase van het participatieproces, waarbij er nog beperkt ervaring opgedaan is met burgerparticipatie. Hier en daar worden wel inloopavonden of infosessies georganiseerd, of wordt er in sommige gemeenten gewerkt aan een overkoepelende aanpak voor de participatie van bewoners.
Bij de meeste gemeenten ligt de focus op het creëren van draagvlak en het ophalen van ideeën. De participatie is geslaagd als “iedereen op het goede informatieniveau zit en de mogelijkheid heeft gehad om in voldoende mate mee heeft kunnen praten”, zoals een van de procesmanagers het verwoordde.
Een term die opvallend vaak viel tijdens de gesprekken is ‘laaghangend fruit’, verwijzende naar bestaande bewonersinitiatieven en de groepen die zonder initiële bemoeienis van de gemeente al op zoek zijn naar duurzame verbeteringen. Voorbeelden zijn Noaber-Energie of Buurtkracht Barsbeek, maar ook zijn er verscheidene kleinere initiatieven of enthousiaste individuen. Het ligt voor de gemeenten voor de hand om participatie hier te starten.
Uitdagingen
Misschien wel de duidelijkste boodschap vanuit de gemeenten is dat er financiering nodig is. Er wordt aangegeven dat er geen budget is vanuit de gemeenten zelf om subsidies te verstrekken. De aanpassingen die nodig zijn om een bestaand huis van het aardgas te halen kosten tussen de €10.000 en de €30.000 voor nieuwere wijken, maar bij oudere woningen kan dit oplopen tot wel een meervoud hiervan. De meeste huiseigenaren hebben dit geld niet op hun spaarrekening staan en de gemeenten hebben hier ook geen budget voor. Het geld dat bij gemeenten wel vrijgemaakt is voor de warmtetransitie gaat naar het participatieproces zelf en het adviseren over de alternatieven voor aardgas.
De vraag die telkens terugkomt is dus ook: wie gaat dit betalen? De procesmanagers geven aan dat een warmtetransitie die ‘van bovenaf’ opgelegd wordt, en die de burger ook nog eens zelf moet gaan betalen, het participatieproces niet makkelijker maakt.
De expertise die nodig is om bewoners te betrekken, op manieren die passen bij de verschillende doelgroepen, wordt bij een aantal gemeenten buitenshuis gezocht. Twee van de gesproken managers zijn als externen ingehuurd door de gemeente, en in een derde gemeente zijn ze momenteel op zoek naar een partij die ervaring heeft met participatie. Er wordt erkend dat het goed vormgeven en uitvoeren van participatie een vak op zich is.
Wat ook duidelijk naar voren kwam tijdens de interviews is dat er een groot verschil is tussen huurders en woningeigenaren. Als het gaat om de laatstgenoemde groep heeft de gemeente als taak om elke particuliere eigenaar te betrekken in haar planvorming en uitvoering. Dit maakt het nodig om de participatie vorm te geven op het individuele niveau. Bij huurders is de rol van de gemeente fundamenteel anders, daar is de woningcorporatie tot nu toe verantwoordelijk voor het garanderen van draagvlak. De vraag is of de gemeente hier niet toch ook een verantwoordelijkheid draagt voor het participatieproces.
Inclusief meedenken en -doen
Bij de bewonersavonden, inspraakuren en burgerinitiatieven die al wel plaats hebben gevonden is het opvallend dat de ‘grijze mannelijke huiseigenaar’ de boventoon voert. De bewoners met een sterk gevoel van eigenaarschap zijn eerder de traditionele dorpeling dan het ‘import-stel’ of het gezin met een migratieachtergrond. Ook blijkt het een uitdaging om jongeren enthousiast te krijgen om mee te denken. Om alle betrokken doelgroepen te mee te laten denken en beslissen wordt er binnen dit onderzoek gewerkt aan toolkits en ‘menukaarten’ met bijpassende werkwijzen.
Elke situatie vraagt om een andere stijl en een andere verhouding tussen de gemeente en de bewoner. Steevast wordt hierbij de participatieladder van Arnstein genoemd, waarvan dan een van de treden wordt gekozen om de mate van invloed die de bewoner op het proces krijgt weer te geven.
Naast het inclusief maken van het meedenken zal er net zo’n grote uitdaging liggen in het inclusief maken van het meedoen, wat vaak als financiële participatie wordt aangeduid. Er is een verlangen om de warmtetransitie woonlastenneutraal te houden, maar de vraag is hoe we dat kunnen realiseren. De geïnterviewde managers spraken hun zorgen uit over het financieel toegankelijk maken van de alternatieven als binnenkort het aardgas niet meer door de leidingen stroomt.
Eind januari zullen de officiële resultaten uit dit deelonderzoek beschikbaar zijn. Naast de interviews wordt er een enquête uitgezet onder de bewoners van geselecteerde wijken, op basis waarvan een waardeoriëntatie-tool ontwikkeld wordt. Deze moet de houding van bewoners ten opzichte van de energietransitie zichtbaar maken, en relateren aan de technische aspecten van hun leefsituatie.